Onderzoek bij familieleden

In families waarin een oorzaak in het DNA is gevonden, kan bij familieleden door middel van een DNA-onderzoek in het bloed worden onderzocht of ze de mutatie hebben geërfd. De familieleden die drager blijken te zijn van deze verandering, hebben een verhoogde kans op het ontwikkelen van longfibrose. Voor dragers geldt het advies om vanaf volwassen leeftijd eens per jaar controles te laten doen bij een in longfibrose gespecialiseerde longarts. Op die manier kan longfibrose in een vroeg stadium worden ontdekt en kan behandeling met fibroseremmers zo vroeg mogelijk starten en onnodige longschade worden voorkomen.
Ook als een familielid geen DNA onderzoek wil laten uitvoeren geldt het advies jaarlijks een longarts te bezoeken voor controles.

In families waarin (nog) geen DNA verandering is gevonden die de longfibrose veroorzaakt, kan de ziekte nog steeds erfelijk zijn. Familieleden kunnen dan niet met DNA-onderzoek onderzocht worden op dragerschap. Wél komen familieleden dan in aanmerking om vanaf volwassen leeftijd eens per jaar controles te laten doen bij een longarts die in longfibrose gespecialiseerd is.